3.4 Referentiepunt (lokaal nulpunt)

Toelichting

Met de komst van moderne 3D BIM Software wordt steeds vaker gebruikgemaakt van een lokaal nulpunt binnen de software. Dit wordt gedaan om overflow fouten en onnauwkeurigheden als gevolg van zeer grote coördinaten te voorkomen. Een nadeel hiervan is echter dat modellen niet altijd netjes over elkaar komen als de gebruikte nulpunten niet met elkaar zijn afgestemd. Ook kan uitwisseling met bestandsformaten welke wel op wereld coördinaten werken soms een uitdaging zijn. Om dit goed te laten verlopen zijn afspraken hierover aan het begin van het project nodig.

Toepassing

Vanuit de BIM Basis Infra is het advies aan het begin van het project vast te leggen hoe de locaties van objecten in 3D modellen relatief tov het Coördinatenstelsel is vastgelegd. Het advies is hiervoor 1 van de onderstaande 3 opties te gebruiken.

  1. Wereld coördinaten
    De objecten het model zijn geografisch correct georiënteerd en gepositioneerd volgens het coördinatenstelsel zoals gespecificeerd in 3.3. Wereldoriëntatie is “True North” overeenkomend met de voorschriften van het coördinatenstelsel. Deze optie wordt veelvoudige in CAD software gebruikt.

  2. Lokaal vastgelegd nulpunt
    De objecten in het model zijn gepositioneerd ten opzichte van gedefinieerde nulpunten. Wij adviseren deze punten aan het begin van het project vast te leggen. Gaat het om een klein project, gebruik dan één nulpunt voor het gehele project, en kies voor een op meters afgerond coördinaat. Dit maakt het model gemakkelijk te controleren.

    Gebruik je een lokaal referentiepunt, dan is het vaak ook mogelijk het noorden (de y-as) te draaien, zodat deze overeenkomt met de assen van het model. Dit wordt vaak het project noorden genoemd. Vanuit de BIM Basis Infra raden we voorlopig nog af dit te doen. Dit kan namelijk tijdens uitwisseling met andere softwarepakketten problemen opleveren, als het project noorden en werkelijke noorden (“True North”) niet overeenkomen.

    We adviseren dringend het nulpunt in het model aan te duiden met een geometrisch object. Dit moet duidelijk het nulpunt aanwijzen, zodat dit “snap”-baar is en duidelijk wijst naar het werkelijke noorden (“True North”). Gebruik je een project noorden, dan moet je een 2de geometrische object opnemen, wat duidelijk het project noorden aanwijst. Daarnaast moet het coördinaat van het nulpunt in wereldcoördinaten worden opgeslagen, waarbij je ook de eventuele rotatie van het noorden als eigenschap in dit object opslaat.

    Deze optie wordt vooral toegepast in 3D-modelleersoftware zoals Revit en Tekla.

  3. Object Specifiek Referentiepunt
    Worden alle objecten in het bestand gezamenlijk op meerdere locatie toegepast, of zijn ze verplaatsbaar (bijvoorbeeld een model van een vluchtdeur of kraan)? Dan kun je ervoor kiezen het object te plaatsen met een objectspecifiek coördinatenstelsel. Het nulpunt, de hoogte en de assen van dit coördinatenstelsel worden relatief t.o.v. het object in het BIM-bestand vastgelegd. Met deze informatie kunnen de objecten naar de juiste locaties in het coördinatiemodel worden getransleerd. Deze optie wordt voornamelijk gebruik bij BIM-bestanden van leveranciers van producten en/of beweegbaar materieel.

    Binnen grote projecten kan het goed voorkomen dat er per model, ontwerper of discipline verschillende opties worden gekozen. Leg in zo'n geval vast welke optie je per model gebruikt. Zo kunnen ontwerpers gemakkelijk modellen van collega's inladen!

Tip:

Zorg dat binnen programma's als Civil 3D en Revit ook het GIS coördinaten stelsel goed is ingesteld. Dit maak uitwisseling met GIS programmatuur een stuk gebruiksvriendelijker. Ook andere programma's maken regelmatig gebruik van het GIS coördinaten stelsel om modellen over elkaar heen te leggen.

Op de pagina downloads vind je Referentiepunt bestanden in verschillende formats.